Enkele karakteristieken
- er zijn bijna 1500 grotten in Wallonië; de meeste bevinden zich in de Calestienne, de Condroz, het Land van Herve en de valleien van Samber en Maas
- alle grotten in Vlaanderen zijn mensenwerk
- slechts 20 % van de ondergrondse grottenstelsels is toegankelijk voor de mens
Belang
Grotten en spelonken zijn heel bijzondere milieus, ware 'toevluchtsoorden' voor zeldzame of bedreigde soorten. Er groeien weinig planten, maar wel korstmossen, algen, mossen en varens. Daarentegen leven er wel allerlei dieren: sommige alleen af en toe, andere zoeken hun voedsel buiten de grot (vleermuizen, bepaalde vlinders …) en nog andere zijn volledig afhankelijk van het milieu en blijven er voortdurend (insecten, spinnen, schaaldieren …). Deze laatste dieren zijn aan de levensomstandigheden daar aangepast en zijn meestal doof en blind.
Enkele kenmerkende of opvallende soorten
Bedreigingen
Ontginning in een grot betekent haar onmiddellijke verwoesting, maar het leven in de grot wordt ook bedreigd door waterverontreiniging, in de landbouw gebruikte bestrijdingsmiddelen die met water binnensijpelen, sportbeoefening (speleologie) en toerisme. Deze menselijke activiteiten vernietigen dikwijls de habitats die voor bepaalde soorten onontbeerlijk zijn, en veroorzaken bijgevolg hun dood. Voor het confort van de bezoekers wordt er vaak verlichting in grotten aangebracht, maar daardoor kunnen er zich soorten vestigen die licht nodig hebben. Tevens kunnen bezoekers overwinterende soorten storen: ze doen de temperatuur stijgen (doordat hun lichaam warmte uitstraalt) en wijzigen het chemisch evenwicht in de lucht (doordat ze ademen en zweten).
Enkele bedreigde of zeldzame soorten
Bescherming
Wie het leven in de grot wil beschermen, moet ze in zijn oorspronkelijke staat bewaren, het nodige ondernemen voor een goede waterkwaliteit, de mogelijke impact van geplande inrichtingen nagaan, het bezoek beperken of tijdens sommige periodes zelfs verbieden. Soms moeten er zelfs ingangen afgesloten worden om verstoring te verhinderen en het microklimaat in stand te houden.